Al decennialang stuurt Frankrijk mensen met een handicap of met autisme naar ons land. Ze lopen hier school of wonen in aangepaste voorzieningen, bij gebrek aan oplossingen in eigen land. “Wij krijgen de gevallen waar ze geen blijf mee weten.”
Het is 8 uur. De ochtendzon breekt zachtjes door de mist die boven de velden rond Ere hangt.
Aan de rand van het dorpje, een deelgemeente van Doornik, staat een klooster. Een
Jezusbeeld torent uit boven het vroege ballet van wagens in de ochtendspits. Waar vroeger
paters passionisten leefden, lopen vandaag kinderen met autisme of een meervoudige
beperking school.
Opvallend veel auto’s hebben een Franse nummerplaat. Er zijn ook Franse busjes en taxi’s.
Uit een van die taxi’s, een witte Jaguar, stapt Sam Raynal. Hij trekt nog even de broek en het
truitje van zijn jonge passagier goed, slaat een arm over diens schouder en wandelt mee naar
de kloosterdeur. “À ce soir”, zegt de taxichauffeur terwijl de jongen vrolijk de gang in loopt.
Raynal ontfermt zich al twee jaar over Matthieu, een veertienjarige jongen met autisme. Hij
pikt hem ’s ochtends vroeg op in de buurt van het Noord-Franse Lens, waar de jongen woont
met zijn ouders, en brengt hem naar Ere, een rit van 45 minuten. ’s Avonds gaat het in de
omgekeerde richting, en dat iedere dag van de week.
Net zoals de andere taxi’s die hier hun kleine Franse passagiers afzetten, worden de ritten van
Matthieu betaald door het Franse ziekenfonds. Gelukkig maar – het zou zijn ouders
maandelijks al snel 2.500 euro kosten. De Franse assurance maladie betaalt jaarlijks zo’n 5
miljoen euro aan deze pendeldienst. Want niet alleen hier in Ere rijden de Franse taxi’s af en
aan. Langs de hele Frans-Belgische grens, althans in Franstalig België, zijn er scholen en
zorginstellingen die voor de helft of meer gevuld worden door Fransen. In de school in Ere
komt ruim de helft van de negentig leerlingen van over de grens die goed 10 kilometer
verderop ligt. In andere scholen, nog dichter bij de grens, is dat soms wel 80 tot 90 procent.
Door een gebrek aan plaatsen in het Franse buitengewoon onderwijs en in aangepaste
zorginstellingen stuurt Frankrijk al decennialang kinderen en volwassenen met een handicap
de grens over. “Un exil forcé”, noemen ze het. Een gedwongen ballingschap in België, omdat
er in Frankrijk simpelweg geen plek is. “Dat is historisch gegroeid”, zegt de Franse Isabelle
Resplendido thuis, in de buurt van Bergen. “Al vanaf de Franse Revolutie, en vooral toen in
1905 de wet op de scheiding van kerk en staat werd aangenomen, staken
kloostergemeenschappen die zich ontfermden over gehandicapten de grens over. Toen de
nonnen stierven, werd hun werk overgenomen door verenigingen.”
Resplendido komt uit het Zuid-Franse Toulon, maar woont al jarenlang in België. Ze is zelf
moeder van een zoon met autisme en bijt zich al jarenlang vast in de Franse aanpak van
mensen met een handicap. Ze helpt Franse ouders die hun hoop ten einde raad op België
vestigen. Toen ze zag hoe haar zoon in ons land sprongen maakte – hij evolueerde van een
vijfjarige die een luier droeg en niet sprak naar een jongen die naar een normale school kon
gaan en goeie punten haalde – besloot ze haar tanden te zetten in de kwestie.
Voor Frankrijk zou het duurder uitkomen om plaatsen in eigen land te creëren dan om
plaatsen in België te financieren. Tegelijk schoten de zorg- en onderwijsinstellingen
langs de Waalse kant van de grens als paddenstoelen uit de grond. Mochten de Fransen allemaal terug naar Frankrijk trekken, zouden scholen en instellingen in de problemen komen en zouden mensen hun job verliezen.
Officieel gaat het over 1.500 kinderen en 7.500 volwassenen die in Wallonië een door
Frankrijk gefinancierde plek hebben in zorginstellingen. Reken daar nog de kinderen bij die,
zoals Matthieu, elke dag de grens oversteken en Franse kinderen die gedomicilieerd zijn in
België, en je komt aan meer dan 10.000. Het kost Frankrijk zowat 500 miljoen euro per jaar.
Gesloten deur
Voor de families is het vaak een lang en frustrerend parcours. Sommige verhuizen met hun
hele hebben en houden naar de andere kant van het land, om tegen de Belgische grens een
nieuw leven op te bouwen. Andere kiezen ervoor om hun kind naar een internaat te sturen,
vaak honderden kilometers van huis.
In Ere worden sommige kinderen afgezet door een Franse taxi. Zoals Louis. Toen hij vier was, zagen zijn ouders geen andere optie dan hem naar België te sturen, op drie uur rijden van thuis. “Dat is slikken als ouder, maar we wilden dat hij zich zou ontwikkelen”, zegt zijn vader, David Ledelay. Nochtans is er vlak bij hun woonplaats een centrum voor autistische kinderen, maar in Frankrijk wilde geen enkel instituut het risico nemen om de autistische én epileptische jongen aan te nemen. Het zijn die ‘moeilijke’ gevallen die Frankrijk doorschuift naar België.
Gelukkig paste Louis zich gemakkelijk aan. Nu is hij vijftien en pendelt hij elke vrijdag en
zondag tussen de regio Parijs en Lessen. Bijna twee jaar lang legde David het traject zelf af
met zijn zoon, omdat de Franse overheid de vervoerskosten niet wilde betalen. Drie uur heen
en drie uur terug, twee keer per week. “Dat was slopend,” geeft de vader toe, “maar als je ziet
dat je kind zijn plaats gevonden heeft, bijt je door die zure appel heen.”
De laatste jaren probeert Frankrijk om de uitstroom van gehandicapte Fransen richting België
te stoppen, of ten minste te beperken. In 2021 voerde de Franse regering een moratorium in
op de creatie van zorgplaatsen voor Fransen in België. In de strijd om het presidentschap in
2017 beloofde Emmanuel Macron tijdens een debat met Marine Le Pen dat het grote gebrek
aan zorg voor mensen met een handicap “een van zijn prioriteiten” zou zijn. “Ik zal plekken
en structuren creëren zodat kinderen, vooral jonge autistische kinderen, niet langer naar het
buitenland moeten”, klonk het.
Van de beloofde nieuwe opvangplaatsen is nog niet veel te zien. In Wallonië kwam een reeks
projecten tot stilstand. En in Frankrijk is de flessenhals alleen maar nauwer geworden. Alleen
al voor volwassenen zijn er elk jaar ongeveer 550 aanvragen om naar België te komen, maar
er komen slechts 200 plaatsen vrij. Eerder dit jaar trokken gehandicaptenorganisaties
in Frankrijk aan de alarmbel: volgens hun berekeningen kunnen zo’n 200.000 kinderen met een
handicap dit jaar niet naar school, omdat er geen plaats voor hen is. Het aantal dat zijn
toevlucht in België zoekt, is dus maar een fractie daarvan.
De Raad van Europa heeft Frankrijk al meermaals veroordeeld omdat het de fundamentele
rechten van mensen met een handicap niet respecteert en mensen met autisme er niet de
kansen hebben op onderwijs die Europa vooropstelt.
“Zelfs als Frankrijk nu plots veel plaatsen zou creëren, zal het nog jaren duren om de
wachtlijsten weg te werken”, zegt Resplendido. “Frankrijk heeft een gigantische achterstand.
Er is ook amper gekwalificeerd personeel. In België staat men veertig jaar verder.”
Waar in Ere ooit paters passionisten woonden, huist nu een school. De helft van de leerlingen
hier komt uit Frankrijk.
Er is nog een argument dat Fransen de grens over duwt: Frankrijk hanteert een medische
aanpak, terwijl de benadering in België educatiever is, gericht op autonomie. “In Frankrijk is
de invloed van de psychoanalyse nog erg groot. Professionals zweren bij Freud en Lacan. Het
is ook niet ongewoon om geconfronteerd te worden met het idee dat autisme de schuld van de
moeder is”, zegt Resplendido. “Fransen houden van grote theorieën en mooie discoursen.
Belgen zijn pragmatischer.”
“Kinderen worden gediagnosticeerd en in hokjes geplaatst. Als ze niet in de hokjes passen,
horen ze er niet meer bij”, zegt een Franse moeder aan de schoolpoort in Ere. “In België is
het net andersom. De school past zich aan aan het kind. En wij zien dat die aanpak vruchten
afwerpt.”
Volgens Resplendido speelt ook koppig chauvinisme mee: “Toen ik aan een Franse minister
uitlegde hoe het er in Belgische scholen aan toegaat, was het antwoord dat ze in Frankrijk
niet moeten nadoen wat er in een ander land gedaan wordt. Frankrijk is immers superieur. En
toen ik aan een andere minister, een socialist, zei dat er meer middelen moeten gaan naar
kinderen die meer hulp nodig hebben, zei die dat dat niet strookte met het principe van
égalité.”
Handen op de rug
Ook Resplendido zag hoezeer de Franse aanpak van mensen met autisme of een mentale
handicap verschilt van de Belgische, waar de omgeving zich probeert aan te passen aan de
mens en niet omgekeerd. “Er zijn weinig gespecialiseerde scholen. Vaak gaan autistische
kinderen of kinderen met gedragsproblemen naar psychiatrische kinderziekenhuizen, waar ze
niet thuishoren. Maar zodra een kind een handicap én gedragsproblemen heeft, weten we al
helemaal niet wat we ermee moeten aanvangen.”
Soms worden die kinderen volgens Resplendido gedwongen opgenomen in tehuizen, omdat
ze ondanks de schoolplicht niet op school zitten. “De kinderen zitten in die tehuizen met
begeleiders die niet zijn opgeleid om met autisten om te gaan. Ze leven er samen met andere
kinderen zonder handicap, die soms gewelddadig zijn. Ik heb hier kinderen zien aankomen in
België die als honden aten, omdat hun handen jarenlang op hun rug gebonden waren.
Negenjarigen.
Het gaat slecht met de gezondheidszorg in Frankrijk. En de
geestelijke-gezondheidssector is er nog slechter aan toe.”
Het is een vaststelling die ook Céline Caty doet. “Veel van de kinderen die uit Frankrijk
komen, zijn er slecht aan toe”, zegt de directrice van de gespecialiseerde school Pas@Pas in
Lessen. “Ze hebben amper begeleiding gekregen, soms maar drie kwartier per week. Die
kinderen hebben geen schoolse vaardigheden, ze hebben geen idee van wat een gemeenschap
is.”
In België draaien ze mee in een echte school, vijf dagen per week. Een hele aanpassing dus.
Caty vangt hen op en gaat ermee aan de slag. Het aantal Franse leerlingen op haar school,
vlak bij de taalgrens, stijgt al jaren. Nu komt ruim een derde uit Frankrijk, maar ook in
Lessen zijn de plaatsen stilaan op en is er een wachtlijst. Het leidt tot een moreel dilemma bij
verscheidene directeurs die we spreken. “Op een gegeven moment moeten we ook aan de
Belgische kinderen denken”, zegt Caty. “Maar een kind is een kind. We hebben de plicht om
ieder kind zorg te bieden en te onderwijzen.”
Dolgelukkig
Het is in Pas@Pas dat de elfjarige zoon van Brigitte* na een lang en frustrerend parcours op
26 augustus, het begin van het Waalse schooljaar, een nieuwe start maakte. Hij heeft een
zeldzame aandoening, waarin autistische syndromen samenkomen met epilepsie en
ontwikkelingsstoornissen. “Hij past niet in een vakje”, zegt Brigitte. Dus wisten ze in
Frankrijk geen blijf met hem.
“Zijn schoolparcours was verschrikkelijk”, vertelt Brigitte. In de eerste kleuterklas wist de juf
niet wat met hem gedaan. “Hij werd in zijn hoekje gezet en zat daar maar wat te spelen.”
Nadat ze een andere school geprobeerd hadden – “hij mocht zelfs niet mee op klasuitstapjes
omdat hij te lastig was” – hield Brigitte haar zoontje een jaar lang thuis. In het eerste leerjaar
kon hij terecht in een speciaal inclusieklasje. Daar ging het van kwaad naar erger. “De juf zei
dat hij niet thuishoorde op school. ‘Hij heeft er het niveau niet voor’, zei ze.”
Brigitte kreeg te horen dat ze haar zoon beter naar een instelling voor gehandicapte kinderen
zou sturen. “Daar heeft hij niets te zoeken”, vindt ze. “In zo’n centrum zou hij worden
opgenomen en twee of drie uurtjes per week een lesje krijgen. Het is meer bezigheidstherapie
dan onderwijs.” Brigittes zoon stond wel vijf jaar lang op een wachtlijst voor zo’n instelling,
maar er kwam nooit een plek vrij.
Op een andere school klikte het wel met de juf. Hij leerde lezen en ging vooruit. Vier jaar
lang liep alles perfect, maar nu hij twaalf wordt, moet hij naar de middelbare school. Als bij
wonder kon hij terecht in een gespecialiseerde instelling niet ver van huis. Maar drie
maanden voor het begin van het schooljaar liet die weten dat hij toch niet welkom was.
“Omdat hij niet het profiel had van de andere kinderen. Later kwam ik erachter dat zijn
niveau te hoog was.” Niet goed genoeg dus om mee te draaien in het gewone onderwijs, maar
te goed voor een gespecialiseerde instelling.
Direction Belgique dan maar. “Hij straalt nu”, zegt de glunderende moeder. “De voorbije
twee weken zijn ze al twee keer op uitstap geweest. Gisteren naar het circus, en vorige week
zwemmen. Hij is gelukkig, en ik dus ook.”
*Brigitte is een schuilnaam.
Jolien De Bouw
Zaterdag 14 september 2024 om 03:00